Bij de andere kraampjes had Cecilia wat minder geluk. Het brood en de vleeswaren, wiens kraampje toevallig naast die van het brood stond, waren al bijna allemaal uitverkocht, zodat ze noodgewongen de laatste producten moest nemen. Erg tevreden was ze er niet mee, maar ze moest de voorraad op peil houden en kneep dus een oogje dicht bij het zien van de kleine, slordige hompen vlees en de droge broden. De fruitkraam stond wat verder weg waardoor er nog wat redelijk mooie watermeloenen lagen, maar verder was het afzien. De oogst was niet fantastisch, maar dat kwam vast omdat de winter eraan kwam. Cecilia kon nu al bijna niet meer in haar korte broekjes van spijkerstof rondlopen. Ze friemelde even aan haar rode, fluwelen stropdas, die losjes over haar enigzins gekreukelde witte blouse hing terwijl ze wachtte tot de verkoper alles ingepakt had. Janice hield de tas met brood en vleeswaren vast en had er weinig moeite mee. Ze was al sterk en zou als ze ouder werd waarschijnlijk even sterk worden als Cecilia nu was. Cecilia vroeg zich wel eens af waarom ze voor een vrouw zo'n grote kracht bezat. Niet dat ze er ontevreden mee was, ze vond het gewoon vreemd.